DR Congo: een brede One Health-benadering voor een gebied waar nieuwe pandemieën kunnen ontstaan

Nieuwsberichten

“Afja Moja”. Eén gezondheid. In een klein kerkje in Busandwe scanderen de leden van het plaatselijke One Health-comité deze slogan in het Swahili uit volle borst. Amper een jaar nadat het startschot werd gegeven voor het One Health-project worden vandaag de resultaten voorgesteld van het eerste buurtonderzoek in dit dorpje in Zuid-Kivu, op een steenworp van het nationaal park Kahuzi-Biéga.

Hier in het oosten van Congo is het risico op overdracht van zoönosen bijzonder groot. Een zoönose is een ziekte die kan overgaan van dieren op mensen, of omgekeerd. De bekendste voorbeelden zijn aids, ebola en de ziekte van Lyme. Bijna twee derde van alle infectieziekten bij de mens is afkomstig van dieren. Het aantal uitbraken van zoönosen neemt de afgelopen decennia hand over hand toe. De natuurlijke habitat van wilde diersoorten staat alsmaar meer onder druk door menselijke activiteit, met steeds meer interacties tussen wilde dieren, vee en mensen. Die interacties werken de overdracht van virussen in de hand, met mogelijk zelfs pandemieën tot gevolg.

One Health biedt weerwerk tegen gezondheidsrisico’s

Eind mei 2023 presenteerde Dokters van de Wereld de resultaten van het participatieve onderzoek in Busandwe, vlak bij het nationaal park Kahuzi-Biéga. Aan dit onderzoek namen 282 mensen deel. © Thomas Cytrynowicz

Om deze bedreigingen aan te pakken, roept de One Health-aanpak op tot nauwe samenwerking tussen spelers in drie gezondheidssectoren. Deze strategie van de Verenigde Naties stelt dat de gezondheid van mens en dier en die van de ecosystemen waarin ze leven onderling verbonden zijn. De Belgische ngo’s Dierenartsen Zonder Grenzen en Dokters van de Wereld hebben in het kader daarvan een nieuw project opgezet met hun Congolese partner Action pour le Développement des Milieux Ruraux (ADMR) – elk met hun eigen expertise inzake de gezondheid van dieren, mensen en het milieu – en in samenspraak met de omwonenden van het nationaal park Kahuzi-Biéga. Om meer inzicht te krijgen in de realiteit ter plaatse hebben we eerst een enquête afgenomen.

De resultaten bevestigden meteen het belang van onze aanpak: van de 282 respondenten kwam 60 tot 80% dagelijks in contact met dieren. In een grote meerderheid van de gevallen leefden ze uit plaatsgebrek zelfs onder hetzelfde dak. Dat bevestigt Pascasie Nzigiri (37): “Mijn geiten slapen in de keuken. Ik gebruik dezelfde potten om ons eten te koken en om ze te voeren.” Maar de geiten en koeien van de omwonenden van het park grazen vaak tot aan de rand van het woud, waar ze in contact komen met ziektedragende wilde dieren die door ontbossing en stroperij uit het park verdreven worden. Meer dan twee op de drie mensen geven ook aan dat ze regelmatig dieren eten die ze dood aangetroffen hebben, zonder de doodsoorzaak te kennen.

Het is dus duidelijk dat onze teams nog veel werk voor de boeg hebben om dergelijke gevaarlijke gewoontes uit de wereld te helpen. Vooral omdat de mensen zich vaak helemaal niet bewust zijn van de risico’s: “Voor hen is samenleven met dieren de norm, en ze denken dat het gezond is”, aldus Vincent de Paul Sanvura, One Health-projectmanager bij Dierenartsen Zonder Grenzen. Voor de inheemse volkeren die in het park leven en er oorspronkelijk vandaan komen, gaat het zelfs nog verder: “Zij geloven dat alles wat uit het woud komt heilig is, en daarom niet slecht kan zijn. Ziekten kunnen volgens hen onmogelijk daar ontstaan. Integendeel zelfs, wat ze in het woud vinden, dichten ze geneeskrachtige eigenschappen toe.”

Het nationaal park Kahuzi-Biéga, een ware broeihaard voor pandemieën

Het nationaal park Kahuzi-Biéga in Zuid-Kivu herbergt een rijke verscheidenheid aan wilde dieren, waaronder de laatste overlevende oostelijke laaglandgorilla’s. Door menselijke activiteiten in het park komen deze dieren in contact met vee en de lokale bevolking, en zo kunnen ze ziekten op hen overbrengen. © Thomas Cytrynowicz

In het oosten van de Democratische Republiek Congo beslaat het nationaal park Kahuzi-Biéga maar liefst 600.000 hectare van de provincies Zuid-Kivu, Noord-Kivu en Maniema. Deze groene long herbergt duizenden soorten zoogdieren, vogels, reptielen, primaten en knaagdieren, die veelal endemisch zijn voor de regio. Het is ook het laatste toevluchtsoord van de oostelijke laaglandgorilla.

Maar achter de idyllische taferelen van vrije wilde dieren schuilt een harde realiteit. Dr. Luis Florès, dierenarts en onderzoeker bij het Centrum voor natuurwetenschappelijk onderzoek in Lwiro, aan de rand van het park, waarschuwt: “Het is een echte hotspot voor het ontstaan van pandemieën. De oostelijke Tshivanga-sector (waar het project zich op richt, n.v.d.r.) ligt op 35 kilometer van Bukavu en ook dicht bij Goma, een stad met een internationale luchthaven. Van daaruit kan een virus zich dus snel over de hele wereld verspreiden. Het is dan ook geen toeval dat ebola opdook in Noord-Kivu, waar ook een deel van het park ligt”, legt de wetenschapper uit.

Wordt het een coronavirus, hantavirus of filovirus dat de volgende epidemie veroorzaakt aan de bergen van Kahuzi-Biéga? Daar wordt druk over gespeculeerd, maar volgens dr. Florès moeten we nog het meest van al op onze hoede zijn voor virussen die we al kennen, zoals tuberculose. “Die virussen kunnen muteren in een resistente variant waar geen geneesmiddel voor bestaat. Dat is ook voor Europa een reële dreiging.”

Een kwetsbaar park onder druk zet de gezondheid van de mens op het spel

De omwonenden van het nationaal park Kahuzi-Biéga zijn erg kwetsbaar en dragen bij aan de ontbossing door hout te kappen om in hun behoeften te voorzien. Zonder het te beseffen, stellen ze zichzelf bloot aan zoönosen. © Thomas Cytrynowicz

Het gevaar is des te groter omdat er geen bufferzone is tussen het park en de bewoonde wereld. De omwonenden staan in voortdurend contact met het park en met de wilde dieren die er leven, ook al is dat verboden. De gebieden Kalehe en Kabare tellen bijna 400 inwoners per vierkante kilometer en kennen een bevolkingsgroei van meer dan 3%. Bijna iedereen (94 à 98% van de mensen) leeft hier onder de armoedegrens, en dus zijn velen aangewezen op het park om in hun levensonderhoud te voorzien. Te beginnen met de inheemse volkeren.

In de jaren 1970, toen het park werd opgericht, werd de inheemse bevolking zonder enige compensatie verdreven. Deze mensen leven nu aan de rand van het park, zonder land en zonder bestaansmiddelen. Zij hebben geen andere keuze dan (illegaal) het woud in te trekken om aan hulpbronnen te komen. De dode dieren die ze daar aantreffen, verwelkomen ze als geschenken uit de hemel. Gervais Kaneto Mwendanabo, vertegenwoordiger van de inheemse volkeren in het One Health-comité van Busandwe, legt uit: “Wij geven de voorkeur aan vlees van wilde dieren, omdat die kunnen grazen van gewassen in het woud die voor ons geneeskrachtig zijn.” Deze dieren zouden ‘beschermd’ worden door het woud en genieten daarom de voorkeur boven vlees van de veeteelt.

Mensen uit de omliggende dorpen trekken ook elke dag het park in om hout te kappen. Dat wordt omgezet in houtskool (via een proces dat men carbonisatie noemt), waarmee mensen hun woning verwarmen en koken. De extra houtskool wordt verkocht, wat tot 25 dollar voor 50 kg oplevert. De grootste afnemers zijn de inwoners van de stad Bukavu, die meer dan 90 ton houtskool per jaar opstoken. Het is een makkelijke en relatief lucratieve onderneming, ondanks de ravage die aangericht wordt op de heuvels rond het park. Door ontbossing is in 30 jaar tijd naar schatting al 5 à 10% van het bosareaal van het hele park verloren gegaan.

Herbebossing en geiten als alternatieven

In de boomkwekerij van Bulolo maakt het team van ADMR de bodem klaar voor de aanplant van bomen. De zaailingen zullen later uitgedeeld worden aan de plaatselijke inwoners, zodat zij hun eigen bossen buiten het park kunnen aanplanten en exploiteren. © Thomas Cytrynowicz

Tot voor kort trok de 78-jarige Adolphe Nachibazibazi ook het park in om brandhout te verzamelen voor zijn gezin. “Ik wist dat het illegaal was en dat we opgepakt konden worden door de politie, maar we hadden geen andere keuze”, verzucht hij. Vanaf zijn perceel in Bulolo, in de gezondheidszone Kahungu, is de rand van het park goed te zien, afgebakend door opvallend kale hellingen.

Om deze plaag te bestrijden, heeft ADMR boomkwekerijen aangeplant. Hier worden snelgroeiende soorten gekweekt, en de zaailingen worden gratis uitgedeeld aan de plaatselijke bevolking. “Het is de bedoeling dat de mensen op termijn in hun eigen aangelegde bossen terechtkunnen voor brandhout en houtskool, zodat ze uit het park kunnen blijven”, legt Papy Bagalewa Bahati uit, die bij ADMR het One Health-project coördineert.

Adolphe en zijn zoon kozen als houtsoorten Grevillea robusta om mee te bouwen en Maesopsis eminii voor zijn geneeskrachtige bast, maar ook Calliandra, Agenia en Acacia mearci voor de houtskoolproductie. Het is nu nog moeilijk om je een bos voor te stellen op deze kale helling, maar over vijf jaar zou dat een feit moeten zijn.

Maar totdat de bomen volgroeid zijn, blijft het natuurlijk verleidelijk om hulpbronnen uit het park te gaan halen. Daarom voorziet het project ook in andere alternatieven om de mensen in hun levensonderhoud te helpen voorzien. Zo zal Dierenartsen Zonder Grenzen geiten uitdelen aan de kwetsbaarste gezinnen. Deze dieren zijn nuttig in de strijd tegen ondervoeding en voor een gevarieerder dieet: geiten leveren niet alleen melk, die rijk is aan eiwitten, maar ook mest, die een betere oogst oplevert. Overschotten kunnen verkocht worden om andere voedingsmiddelen te kopen. Om de geiten productief en gezond te houden, organiseren we ook opleidingen rond veehouderijtechnieken, voorlichting rond zoönosen en deskundige dierenverzorging.

Oplossingen vinden die afgestemd zijn op de realiteit van de leefgemeenschappen

Een dierenverzorger brengt stalen naar de dierenartspraktijk van dr. Safi Ngomora in Katana. Dankzij het One Health-project beschikt zij nu over een microscoop waarmee ze sneller ziekten kan opsporen. © Thomas Cytrynowicz

Herbebossing en aangroei van de veestapel zijn slechts twee aspecten van het breedvoerige One Health-project, dat in mei 2022 gestart is voor een periode van vijf jaar. Een van de hoofddoelen van het project is ook het versterken en onderling verbinden van gezondheidszorgsystemen. Dat is een essentiële stap naar een betere preventie, een snellere opsporing en een degelijk beheer van gezondheidsrisico’s. Intussen is Dierenartsen Zonder Grenzen al begonnen met het versterken van het netwerk voor dierenzorg in het gebied. Vier dierenartsen hebben laboratoriumapparatuur gekregen om ziekten bij vee vroeg op te sporen, voordat ze op mensen overgedragen worden. De 172 dierenverzorgers die in de regio werken, hebben ook voorlichting gekregen over de One Health-aanpak. Sommigen hebben zich bovendien aangesloten bij een One Health-comité en zijn zo actief betrokken bij het epidemiologisch toezicht.

Maar om het project echt te laten slagen, is een mentaliteitsverandering nodig. Dat is een enorme uitdaging, want overgeleverde tradities en overtuigingen blijven vaak hardnekkig voortbestaan. Om dit voor elkaar te krijgen, wordt participatief actieonderzoek ingezet, onder leiding van Dokters van de Wereld. Hierbij luistert men naar gemeenschappen en zorgverleners om samen tot oplossingen te komen die aangepast zijn aan de realiteit ter plaatse. Het onderzoek in Busandwe en twaalf andere dorpen is een integraal onderdeel van dit proces.

De verandering is al begonnen

In de kleine dorpskerk loopt de infosessie intussen ten einde. Alle leden van het comité krijgen binnenkort een opleiding rond de One Health-benadering, maatregelen tegen ziekteverspreiding en de eerste tekenen van zoönosen. Hierbij zullen ook nuttige communicatietechnieken aangereikt worden, die ze kunnen gebruiken om hun familieleden en buren te sensibiliseren. Voortaan zullen ze elke week samenkomen om hun bevindingen te delen en indien nodig aan de alarmbel te trekken bij de verantwoordelijke voor hun regio. Hun verslagen zullen systematisch doorgegeven worden aan de relevante diergeneeskundige diensten en milieuautoriteiten.

De boodschap lijkt alvast doorgedrongen te zijn bij de meeste deelnemers. “Ik moet contact met onze dieren in huis vermijden”, aldus Pascasie. “Ik ga mezelf ertoe dwingen om aan preventie te doen door mijn geiten in een ander gebouw onder te brengen en onnodig fysiek contact absoluut te mijden. Ik ga het proberen, maar het zal niet makkelijk zijn.” Er is nog een lange weg te gaan, maar de mentaliteitsverandering is al goed begonnen en iedereen is vastbesloten om samen op de ingeslagen weg verder te gaan.


Dit project wordt uitgevoerd met de steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Het is een nooit eerder gezien proefexperiment dat wordt uitgevoerd door Dierenartsen Zonder Grenzen, Dokters van de Wereld en lokale partner Action pour le Développement des Milieux Ruraux. Elke ngo is gespecialiseerd in een van de drie gezondheidssectoren: dier, mens of milieu.